Oerprei

Doorlevende prei, knolprei, parellook of… oerprei
(Informatie van www.Velt.be) In het septembernummer van Seizoenen, het tijdschrift van Velt, brengt Luc Vanhoegaerden
een artikel over oerprei, een speciale, doorlevende preisoort. Luc ging op zoek naar plantmateriaal en teeltinformatie over
deze rare snuiter uit de lookfamilie: de Allium ampeloprasum var. Holmense.

Hoewel oerprei de laatste jaren via zaadhuizen meer bekend is geraakt, wordt het steevast een zogenaamde nieuwe
groente genoemd. Nochtans is er niets nieuws onder de zon. In tuinpublicaties uit het begin van de vorige eeuw vind je
geregeld beschrijvingen van deze speciale preisoort. Wereldwijd omvat het geslacht Allium een duizendtal soorten. Op
het noordelijk halfrond komen er zowat 280 soorten voor waarvan enkele, zoals daslook en  kraailook, bij ons verwilderd
in de vrije natuur. Als cultuurplanten worden verschillende Alliumsoorten verbouwd: ui, sjalot, bieslook, prei, knoflook,
etage-ui, …

Uiterlijk lijkt oerprei op een kruising van prei en sjalot. Het bovengrondse gedeelte onderscheidt zich niet van gewone
prei, maar ondergronds vormt de plant een klister van middelmatig grote bolletjes. Zowel het preiblad als de bolletjes zijn
in culinair opzicht interessant. Qua smaak verschilt het blad niet sterk van de klassieke prei en de bolletjes hebben een
zachte smaak die lichtjes aanleunt bij knoflook.

Ik experimenteerde in de voorbije jaren met twee verschillende groeiwijzen: de rijenteelt en de busselteelt. Einde
augustus sterft het bovengrondse gedeelte van oerprei volledig af. Je kunt de ondergronds gevormde klisters gewoon in
de grond laten zitten. Na enkele weken lopen de bolletjes dan weer uit en bovengronds vormen zich bussels jong preiblad
die je voor herfstgebruik kunt oogsten. Je kunt alles ook gewoon laten staan voor oogst in het vroege voorjaar. Na de
overwintering groeit de prei in het voorjaar fors door tot enkele grotere preien, met aan de kanten heel wat zijpreitjes.
Eventueel kun je die zijpreitjes in het voorjaar elders uitplanten. Dit is de busselteelt.

Zelf verkies ik de teelt op rijen, waarbij naar mijn mening de opbrengt groter is. Zoals de meeste Alliums verkiest oerprei
een humusrijke, vochthoudende grond met goede structuur. Wij brengen hem in ons teeltplan onder op het perceel van
de bladgewassen. Begin augustus worden afgerijpte bolletjes van de teelt, die het vorige jaar is ingezet, opgedolven en
een drietal weken op een luchtige, schaduwrijke plaats gedroogd. In september start dan de nieuwe teelt en worden
bolletjes uitgezet op rijen met een tussenafstand van 25 cm op 15 cm in de rij. In het vroege voorjaar worden de
oerpreiplanten lichtjes aangeaard. Oogsten doe je in de maanden april en mei na het dikken van de oerprei.

Ik reserveer voor de vegetatieve vermeerdering bij de rijenteelt een 25-tal planten om voldoende pootmateriaal te kweken
voor volgend jaar. Als begin mei de zaadstengel zich begint te vormen snijd ik die door, zodat alle groei-energie van de
plant naar de vorming van dikke ondergrondse bolletjes gaat. Voor de rest laat ik de planten ongemoeid tot einde
augustus. De dikste bolletjes - 2 tot 3 cm dik - benut ik bij de oogst als plantmateriaal; de rest wordt verwerkt in de
keuken.

Minimale infectiedruk
Het grote voordeel bij de teelt van oerprei is dat in de groeicyclus de bovengrondse vegetatieve groei vooral gebeurt
tijdens het najaar en in het vroege voorjaar. In deze jaarperioden is de infectiedruk van de preivlieg minimaal. In mijn
ervaring van de voorbije jaren is oerprei dan ook een eerder zorgeloze teelt, die duidelijk minder gevoelig is voor de
klassieke aantastingen bij prei.

In de keuken kun je oerprei bijna het hele jaar door op verschillende manieren benutten: de jonge preischeutjes in de
herfst en tijdens de lente, de volgroeide prei in de voorzomer en de knolletjes in de nazomer. Oerprei, meer dan zomaar
een curiosum, is beslist het proberen waard!